Mr. dr. J.A. Loeff stond bekend als tamelijk conservatief, maar hij was daarentegen wel een pragmatische katholieke politicus. Hij was advocaat in Den Bosch en vanaf 1896 was hij Tweede Kamerlid voor het district Den Bosch. Als de Minister van Justitie in het Kabinet-Kuyper werd hij als evenwichtig en kundig getypeerd en stond hij goed aangeschreven.
Mr. dr. J.A. Loeff bracht onder andere de Beroepswet (een regeling van het administratief recht) tot stand. In 1903 was hij tegenstander van de strafbaarstelling van ambtenarenstakingen, maar hij verdedigde uiteindelijk loyaal het door de ministerraad genomen besluit. In 1905 keerde hij terug in de Tweede Kamer en was enige tijd ook fractievoorzitter.
Mr. dr. J.A. Loeff sloot zijn loopbaan af als staatsraad.
Gehele loopbaan
-
advocaat en procureur te ‘s-Hertogenbosch, van 1887 tot juli 1901
-
lid Provinciale Staten van Noord-Brabant, van 14 mei 1889 tot 1 augustus 1901 (voor het kiesdistrict Heusden)
-
lid gemeenteraad van ‘s-Hertogenbosch, van december 1893 tot juli 1901 (gekozen 24 november)
-
lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 5 mei 1896 tot 1 augustus 1901 (voor het kiesdistrict ‘s-Hertogenbosch)
-
minister van Justitie, van 1 augustus 1901 tot 17 augustus 1905
-
lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 19 september 1905 tot 13 januari 1920 (1905-1918 voor het kiesdistrict Waalwijk)
-
voorzitter R.K.-Kamerclub Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 11 maart 1908 tot 21 december 1909
-
lid Raad van State, van 7 januari 1920 tot 11 juli 192
Nevenfuncties
-
rechter-plaatsvervanger Arrondissementsrechtbank te ‘s-Hertogenbosch, van 8 april 1891 tot 1 augustus 1901
-
lid redactie tijdschrift “De Beiaard” (medeoprichter)
-
voorzitter Diocesane Comité Sint Radboud-Stichting
-
lid hoofdraad Sint Vincentiusverenigingen
-
lid Katholieke Vereniging voor de Wereldvrede
-
lid Permanent Hof van Arbitrage, vanaf 1905 (nog in 1919)
-
lid voorbereidende commissie Tweede Vredesconferentie te ‘s-Gravenhage, vanaf 1907
-
lid Staatscommissie voor de Waterstaatswetgeving, van 1907 tot 1918
-
lid Burgerlijke Pensioenraad, vanaf 15 mei 1908 (nog in 1914)
-
lid Staatscommissie voorbereiding Codificatie Internationaal Privaatrecht, van 30 juni 1908 tot 10 juli 1921
-
voorzitter scheidsgerecht grensgeschil Zweden-Noorwegen, 1909
-
lid Raad van Voogdij voor het geval Juliana als minderjarige tot het koningschap zou worden geroepen, van april 1909 tot 11 juli 1921
-
lid Staatscommissie schrijfwijze Nederlandse taal (Staatscommissie-Kuyper), vanaf 4 oktober 1909
-
lid Staatscommissie inzake de Grondwetsherziening (Staatscommissie-Heemskerk), van 2 mei 1910 tot 1912
-
lid College van Curatoren Rijksuniversiteit Leiden, van 11 juni 1910 tot 10 juli 1921
-
lid Pensioenraad voor Gemeenteambtenaren, van 27 augustus 1913 tot 10 juli 1921
-
ondervoorzitter en lid Staatscommissie inzake de evenredige vertegenwoordiging (Staatscommissie-Oppenheim), van 13 november 1913 tot 25 mei 1914
-
voorzitter Commissie van Advies voor Volkenrechtelijke vraagstukken, van 1918 tot 1921
-
lid Staatscommissie inzake herziening van de Nederlandse Burgerlijke Wetgeving, van 1919 tot 192
Gedelegeerde commissies, presidia etc.
-
lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van november 1905 tot februari 1906 (voorzitter derde afdeling)
-
lid Huishoudelijke Commissie (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van september 1906 tot september 1911
-
lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van februari 1908 tot november 1908 (resp. voorzitter vierde, eerste en derde afdeling)
-
lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van april 1909 tot juni 1909 (voorzitter eerste afdeling)
-
lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van november 1909 tot juni 1909 (voorzitter eerste afdeling)
-
lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van september 1911 tot november 1911 (voorzitter vijfde afdeling)
-
lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van februari 1912 tot september 1912 (resp. voorzitter vijfde en tweede afdeling)
-
lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van november 1912 tot juni 1913 (resp. voorzitter vijfde en vierde afdeling)
-
lid Huishoudelijke Commissie (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van september 1913 tot juni 1917
-
lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van april 1918 tot juni 1918 (voorzitter derde afdeling)
-
lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van september 1918 tot januari 1919 (voorzitter vierde en derde afdeling)
-
lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van maart 1919 tot september 1919 (voorzitter tweede afdeling)
-
lid afdeling Binnenlandse Zaken (Raad van State)
-
lid afdeling Financiën (Raad van State